Hedwiges, je keerde zelf na jaren bij Valencia en Sevilla terug in de Eredivisie bij FC Groningen. Hoe beviel dat?
“Het was niet makkelijk. Ik was een ander niveau gewend. Als je uit een grote competitie komt, voetbal je met bepaalde automatismen. Je hebt verwachtingen van medespelers. De Eredivisie is erg jong en spelers moeten nog veel leren. Ze kunnen dan nog niet aan die verwachtingen voldoen. Dat maakte mijn terugkeer best lastig. Als een team meerdere ervaren spelers heeft, gaat het wel wat makkelijker. In je eentje kan je de kar niet trekken. Sterker nog: je komt dan zelf ook in de problemen.”
Waarom is één ervaren speler niet genoeg?
“Het gaat erom dat de selectie in balans is. Je kan niet van één speler verwachten dat hij alles gaat bepalen. Als je team je niet begrijpt, is het heel lastig voetballen. Idealiter is er in elke linie minimaal één ervaren voetballer. Dan kan je de andere jongens aansturen, elkaar in kleine dingetjes aanvullen.”
Hoe vind je dat Nederlandse clubs hiermee omgaan?
“De Eredivisie is veranderd. In mijn eerste jaren als profvoetballer had ik heel veel ervaren spelers om mij heen. Ik speelde bij Ajax met Maxwell, Tomás Galásek, Hatem Trabelsi, Zdenek Grygera… En dan heb ik het alleen nog over de verdedigend ingestelde spelers. Dat was de reden dat talenten als Wesley Sneijder en Rafael van der Vaart konden doorbreken. Nu zijn er maar twee of drie ervaren spelers in een elftal en is de rest talent. Dat is te weinig. Gelukkig pakken clubs hun aankoopbeleid aan. Tadic, Blind, Clasie, dat zijn jongens die er direct staan.”
Het zijn ook dure spelers waarvan hun clubs het aankoopbedrag wellicht niet terugverdienen. Maakt dat echt niet uit?
“Ze zijn dat bedrag dubbel en dwars waard. Matthijs de Ligt en Frenkie de Jong zullen tegen iemand als Blind opkijken. Een speler die meerdere keren kampioen is geworden in de Eredivisie en weet hoe de Eredivisie en internationaal voetbal in elkaar zitten. Hij en Tadic kunnen de kar trekken, waardoor spelers van negentien of twintig dat niet hoeven te doen. Die kunnen zich richten op hun ontwikkeling, zoals het hoort. Juist dáár ga je geld aan verdienen.”
Spelers kunnen toch ook beter worden van verantwoordelijkheid dragen?
“Ja, maar ze moeten fouten kunnen maken. Nu kan dat niet, want dan ligt het team van de speler meteen uit de titelrace of Europa. Jonge spelers zitten nog in een leerproces. Ik ging zelf weg bij Ajax toen ik 22 was. Ik behoorde tot de ouderen. Bij Valencia kwam ik tussen mannen van in de dertig en was ik ineens weer een talent. De hiërarchie verplichtte mij: mond houden, trainen en doen wat er wordt gezegd. Pas na een aantal jaar had ik enig recht van spreken. In het buitenland worden spelers mannen en komt zo’n rol je veel natuurlijker toe.”
Wordt een ervaren speler in Nederland net zo serieus genomen als jij de routiniers van Valencia nam?
“Moeilijker. In Nederland is het inderdaad snel ‘ja, maar’. Ik denk dat het ook een mentaliteitsverandering is. De nieuwe generatie krijgt veel meer aandacht dan wij vroeger. Een veertienjarige die goed speelt in de jeugd van Ajax heeft zo duizenden volgers op Instagram. Iedereen zegt tegen hem: ‘je bent goed, je bent goed, je bent goed’. Sommigen gaan daarin geloven, terwijl ze nog niks hebben bereikt. Ervaren spelers moeten daarmee om kunnen gaan.”
Hoe doe je dat?
“Heel simpel: je moet ze duidelijk maken dat hun carrière pas net begint. Als een speler naar de top wil, is Ajax pas het begin. Hij moet absoluut niet denken dat hij er al is. Een ervaren speler kan dat proberen over te brengen, maar heeft hulp nodig van anderen. Andere spelers die iets hebben meegemaakt. Gelukkig is dat bewustzijn bij clubs langzamerhand aan het terugkomen. Ik heb het geloof dat het niveau van de Eredivisie dan weer omhoog gaat.”