Wij spraken de middenvelder van Heracles Almelo voorafgaand aan de Azië Cup over zijn ervaringen met de nationale ploeg. Ervaringen waarvan hij met volle teugen geniet. Van de spanningen en belangen van internationaal voetbal, van de kennismaking met nieuwe omstandigheden. En vooral van het vertegenwoordigen van een volk waarvoor voetbal behalve een sport ook de meest doeltreffende manier is om de zinnen te verzetten en te geloven in een rooskleuriger toekomst. Voetbal is geen medicijn, maar als pijnstiller voldoet het doorgaans prima.
De vele vlieguren die ermee gepaard gaan neemt hij op de koop toe. Al vergt het een hoop aanpassingsvermogen voor een speler uit een competitie waar Venlo-uit al geldt als wereldreis. Sinds zijn debuut in en tegen Oezbekistan afgelopen september reisde Osman naar onder meer Kirgizië, Oman en Koeweit. “Ik hoorde laatst van iemand dat Airmiles sparen niet zoveel zin meer heeft. Jammer, want de voorbije maanden zou ik er genoeg bij elkaar gesprokkeld hebben”, zegt Osman lachend.
Zijn gebrekkige kennis van de Arabische taal vormde voor Osman eerder een drempel. Belangstelling vanuit Syrië was er al langer, maar hij hield de boot af. De aanstelling van de Duitse bondscoach Bernd Stange (inmiddels alweer ontslagen red.) nam die drempel weg. “Met hem kan ik gewoon in het Engels communiceren.”
Sindsdien maakte Osman genoeg avonturen mee om een strip van Kuifje mee te vullen. Zoals zijn debuut in Tashkent, Oezbekistan. “Onze spelersbus kreeg een politie-escorte, vanwege het drukke verkeer. Eenmaal aangekomen bij de hoofdingang van het stadion zag ik dat fans gewoon bij onze bus konden komen. Niets was afgezet met hekken. Ik kan je vertellen: het is best heftig als je in een bus zit en honderden of duizenden fans proberen je aan te raken. Niet alleen Syrische fans; ook Oezbeekse. Onderweg naar de ingang heb ik er een paar moeten afschudden. Het was bijna niet te doen om in het stadion te geraken. Toen wist ik dus al meteen hoezeer het Syrisch elftal leeft.”
Datzelfde merkte Osman ook toen hij in de navolgende dagen Instagram opende op zijn telefoon. De nieuwe volgers bleven maar komen. En dat voor iemand die, zeker naar hedendaagse maatstaven, zwaar ondergemiddeld actief is op het platform. “Onze spits, Omar Al Soma, voetbalt in Saoedi-Arabië. Hij is dé held van het voetbal in de Emiraten. Met 1,4 miljoen volgers op Insta. Dan krijg je wel een idee hoe extreem het voetbal leeft in die regio. Tijdens de afgelopen interlandperiode liepen we over straat in Koeweit. Van alle kanten werden we gefotografeerd. Vergeleken met iemand als Al Soma valt het bij mij gelukkig nog mee, maar ook ik voel de extreme waardering van de fans. Ze waarderen het ontzettend dat iemand uit de Eredivisie ervoor kiest om voor Syrië te spelen.”
MEER DAN SPORT
Door de moeilijke situatie waarin Syrië al enige tijd verkeert heeft het voetbal aan waarde gewonnen. Geen betere manier om de dagelijkse ellende te vergeten dan met een overwinning van de nationale ploeg. En die overwinningen waren er de voorbije periode meer dan ooit tevoren. Op een haar miste Syrië het WK in Rusland.
Televisiezenders die jarenlang voornamelijk beelden toonden van oorlogsgeweld berichten nu dagelijks over de laatste ontwikkeling rondom de nationale voetbalploeg. “Het gaat een keer niet over oorlog”, zegt Osman. “Voor alle mensen die de grote Arabische zenders volgen is het een keer 'ander nieuws'. Op tv gaat het nu bijna alleen nog over voetbal.”
Spelers van de Syrische nationale ploeg zijn inmiddels verheven tot helden. “Voetballers zijn groter dan wie ook. Muzikanten bijvoorbeeld worden in Syrië ook heel erg gewaardeerd, maar zelfs zij leggen het af tegen de spelers van de nationale ploeg.”
Ontelbare keren zag hij zichzelf al voorbijkomen op tv. “Zelf versta ik niet goed wat ze over mij zeggen, maar mijn ouders wel. Die zien alles thuis voor de tv en appen me regelmatig een vertaling. Gelukkig is het altijd positief, haha.”
Oorlog ver van huis
Die taalbarrière was er mede debet aan dat Osman als kind weinig meekreeg van de oorlog die woedde in zijn geboorteland. Berichten over de oorlog vernam hij uitsluitend via Nederlandse media. Drie jaar oud was hij toen hij met zijn familie naar Nederland verhuisde. Naar Duiven. “Het voelt alsof ik in Nederland ben geboren. Toch doet het me natuurlijk wel wat, om het land van mijn ouders in problemen te zien. Syrië is een ongelooflijk mooi land. Vijftien jaar geleden ben ik er terug geweest; een bezoek waaraan ik geweldige herinneringen bewaar. Het centrum van Damascus was prachtig. Levendig, vergelijkbaar met een Spaanse of Portugese badplaats. In de middag bloedheet, maar zodra de avond valt koelt het af en gaat iedereen naar buiten. Ik herinner me nog goed dat het pas om twee of drie uur in de nacht weer rustig werd op straat.”
Afgelopen zomer keerde hij er opnieuw terug, om het papierwerk voor zijn interlanddebuut in orde te maken. “Wat me vooral opviel was dat er veel meer beveiliging was. Met name bij overheidsgebouwen. Verder was het eigenlijk zo goed als hetzelfde. Op sommige plekken was het een beetje verlaten en stonden winkels leeg, maar ik weet niet of dat een rechtstreeks gevolg van de oorlog is. Gelukkig gaat het weer een stuk beter met Syrië.”
Samen met het Syrische volk koestert Osman een grote wens, van Damascus tot ver in de Syrische diaspora: een thuiswedstrijd in Syrië. Osman: “Momenteel is dat niet veilig en spelen we in andere landen. Bizar om te zien hoeveel Syriërs overal zitten. Mensen die gevlucht zijn en toch de moeite nemen om helemaal voor ons naar een wedstrijd te reizen. In Koeweit zaten meer Syrische fans op de tribune dan Koeweiters. Kun je nagaan hoe het eraan toegaat als we in Syrië zelf spelen. Ooit gaat het gebeuren, daar ben ik van overtuigd.”