“Op mijn 21e stopte ik als profvoetballer. Ik speelde bij AZ en ben ook één seizoen op huurbasis actief geweest bij Telstar. Na twee jaar werd mijn contract bij AZ niet verlengd. Vervolgens ben ik met twee profclubs in gesprek geweest, maar dat ging om verschillende redenen niet door. Het was een mooie tijd bij AZ, maar mijn echte drang om profvoetballer te worden was niet zo groot als ik dacht. Mijn directe omgeving studeerde en ik miste het om met mijn hoofd bezig te zijn. Ik besloot het leven als profvoetballer vaarwel te zeggen en ging studeren. Aan de Hogeschool van Amsterdam studeerde ik Human Resource Management. Na mijn studie ben ik gaan werken, maar ik wil nog een masteropleiding doen.”
“Studeren naast het voetbal was voor mij onmogelijk. Zeker omdat ik pas laat in het profvoetbal terechtkwam. Mijn lichaam moest zich daardoor aanpassen aan de intensiviteit. Na een trainingsdag was ik helemaal kapot. Het was niet te combineren met een studie, terwijl ik het miste om mijn maatschappelijke kanten te ontwikkelen. Genoeg vrienden zeiden: ‘Je bent zo dichtbij het profvoetbal, je moet nog een paar jaartjes doorzetten’. Mijn keuze stond vast. Ik vond het mooi geweest. Ik besloot om op een lager niveau te gaan voetballen, daardoor had ik minder verplichtingen.”
Lange dagen
“Ik kwam bij Quick Boys terecht. Eerst speelden we Hoofdklasse, vervolgens Derde Divisie. Ik had het naar mijn zin. Ik speelde met jongens die overdag werkten en daarnaast op een aardig niveau voetbalden. Zij konden in het voetbal hun energie kwijt, dat waardeer ik. Toch hakte mijn periode bij Quick Boys er flink in, want vier keer in de week van Amsterdam naar Katwijk rijden ging me niet in de koude kleren zitten. Gelukkig waren er ook teamgenoten woonachtig in Amsterdam, dus was carpoolen een ideale optie. Het waren lange dagen. Ik ging om 07.45 uur weg en was om 22.30 uur pas thuis. Het was lastig om ’s avonds ook nog sociaal bezig te zijn, want ik was moe en wilde zo snel mogelijk slapen. De volgende dag zat ik exact in hetzelfde ritme. Het waren lange dagen, maar ik kreeg er een hoop voor terug. Bij thuiswedstrijden zaten standaard tussen de 1.500 en 2.000 supporters. Ik heb ook prachtige derby’s gespeeld tegen Katwijk, Noordwijk, Rijnsburgse Boys en zo kan ik nog even doorgaan.”
“Na vier jaar Quick Boys volgde de overstap naar AFC. Voor mijn overstap naar Nieuw Zuid had ik ook al gesprekken met de club. Na vier jaar heen en weer reizen besloot ik om dichterbij huis te voetballen. Toen AFC belde, was mijn keuze direct duidelijk. Ik ben ook nog met andere clubs in gesprek geweest, maar mijn gevoel bij AFC was het beste. Het is allemaal makkelijker te combineren; na een werkdag eet ik thuis, vervolgens fiets ik naar de club en na de training ben ik op tijd thuis. Het is allemaal prettiger.”
“AFC is een traditieclub. Quick Boys is meer een volksclub, dat merk je aan alles. De tradities zijn bij AFC erg belangrijk. De club hecht er veel waarde aan. Zo mogen we bijvoorbeeld geen pet of muts op in het clubhuis en vindt de club het fijn als we na de training even een drankje met z’n allen doen. AFC vergeet niet dat we een amateurclub zijn. Ik merk dat de club minder professionaliseert dan een Katwijk of IJsselmeervogels, maar dat is een bewuste keuze. Het is allemaal wat losser. Zo hebben wij ook geen hartslagmeters, terwijl sommige clubs dat wel hebben. Qua begeleiding is alles wel optimaal geregeld, de kleding en dergelijke ligt altijd klaar.”
Sterke karakters
“De eerste maanden van het seizoen verlopen uitstekend, exact het tegenovergestelde van vorig seizoen. Toen stonden we bijna onderaan. De huidige vorm hebben we in de tweede seizoenshelft van vorig jaar al ingezet. Er is een aantal nieuwe spelers bij de selectie, het is duidelijk dat zij ook wat extra’s toevoegen. We hebben genoeg sterke karakters in het team, dat heeft nog niet voor problemen gezorgd. Als ploeg leveren we soms kritiek op elkaar, dat is volledig terecht. We hebben een goed team en weten dat we maximaal moeten presteren dit seizoen. Ik vind dat we in de top drie moeten eindigen. Daar hebben we de ploeg voor.”
“Er is een aantal clubs waar wij het altijd moeilijk mee hebben. Denk aan een Katwijk en Kozakken Boys. De duels met HHC Hardenberg zijn ook geen pretje voor AFC. Dat is al jaren een angstgegner voor ons. Vorig seizoen werden we thuis helemaal weggetikt. Er zijn ook wat persoonlijke duels waar ik altijd naar uitkijk. Denk aan duels met Robert Susan (Katwijk, red.), Gwaeron Stout (Kozakken Boys, red.) en Roy Terschegget (GVVV, red.). Zo’n Susan is bijvoorbeeld heel fanatiek, hij speelt bij de rivaal van Quick Boys. Dat maakt zulke duels interessant. Je bent dan scherper.”
“Ik heb het hartstikke naar mijn zin in de Tweede Divisie. Ik kijk altijd het meest uit naar duels met Spakenburg, IJsselmeervogels, Katwijk en Kozakken Boys. Dat zijn leuke potjes. Het minst aansprekend zijn de duels met de beloftenploegen. Dat soort wedstrijden hebben een andere entourage, niet eens omdat er weinig publiek zit. De beleving bij die jongens is gewoon anders. Zij trainen elke dag en willen slagen als profvoetballer. Dat is niet te vergelijken met de beleving bij amateurclubs. De wedstrijden tegen Jong-teams voelen anders. Het is minder leuk. Tegen amateurteams kom je jongens tegen waar je al jaren tegen voetbalt, dat is een stuk leuker. Het is altijd een strijd om te kijken wie er nu weer de beste is. Voorlopig wissel ik niet van club in de Tweede Divisie. Ik zit goed bij AFC. Heb het ontzettend naar mijn zin. Op dit moment hecht ik veel waarde aan het in de buurt voetballen, daarnaast hebben we een leuk team. Zoiets beïnvloedt je keuze ook. Bij AFC zit ik prima op mijn plek.”