De treincoupé is merendeel leeg als er opeens een meisje naast mijn tweezits blijft staan. Een grote tas in haar linkerhand. Twee grote donkere ogen kijken me vriendelijk, maar indringend aan. Ietwat verbouwereerd vraag ik of ze naast me wil komen zitten. Ik reken op het antwoord 'nee', mensen in de trein zijn in de regel introverter dan een bange kat, maar voor de zekerheid til ik mijn tas alvast op. In plaats van royale plek alleen, gaat ze gretig op mijn voorstel in en komt naast me zitten. Ietwat ongemakkelijk richt ik mijn blik maar weer op mijn laptop voor me.
"Wat een vieze wc's in deze trein", is haar eerste zin zodra ze haar spullen naast zich heeft neergezet. Het is dat ik geen kant op kan, anders was ik van verbazing uit mijn stoel gevallen. Gelukkig valt er geen stilte. Mijn nieuwe medereiziger blijkt een spraakwaterval. Eentje met een flinke opening. Ze vraagt waar ik mee bezig ben. Liever gezegd bezig was, denk ik. Toch leg ik beleefd uit dat ik de laatste hand leg aan mijn sinterklaasgedichten. Zoals elk jaar is er ook ditmaal weer haast geboden.
Ze lacht en vraagt hoe ik heet. Niet veel later vertelt Elaha dat ze Elaha heet. En dat ze onderweg is naar haar vriend in Leeuwarden. Dat ze in de buurt van Amsterdam woont en ze een opleiding volgt om designer te worden. Ze had heel graag haar schetsen laten zien, maar in de haast was ze die vergeten. Ik begin het tot mijn eigen verbazing enorm gezellig te vinden. Ruim een uur praten we over van alles en nog wat. Mijn sinterklaasgedichten ten spijt. In Leeuwarden nemen we afscheid. Niets bijzonders, gewoon gedag.
Afgelopen donderdagavond, aan het begin van het duel tussen AZ en Olympique Lyonnais, moet ik plotseling voor het eerst weer denken aan deze spontane ontmoeting. Inmiddels al meer dan drie maanden gelden. En wel tijdens het handen schudden tussen de spelers van beide ploegen. Collega-voetballers die elkaar succes moeten wensen. Moeten, ja. Ze kijken naar de grond, staren voor zich uit of hebben hun blik op het publiek gericht als ze langs elkaar lopen om elkaar de hand te schudden. Ze gunnen elkaar, collega's, geen blik waardig.
Misschien juist daarom gaan mijn gedachten wel terug naar de ogen van Elaha. We kenden elkaar niet, hadden niets met elkaar. Toch was er de blik, de groet en het gesprek. Voetballers die negentig minuten met elkaar op het veld staan, hetzelfde beroep uitoefenen, wie weet in de toekomst nog dezelfde club of hetzelfde land vertegenwoordigen, kijken elkaar nog geen eens aan. Een oprechte groet of succeswens zit er niet in.
Diezelfde spelers spreken er schande van als de supporters elkaar in de haren vliegen. Als er kwetsende spreekkoren worden gezongen over de keeper van Den Haag. Of als er ME nodig is om de videoscheidsrechter veilig van het terrein af te krijgen. Schande! Maar het goede voorbeeld weigeren de voetballers te geven. Zelfs een vriendelijke, gemeende handdruk kan er vaak nog niet vanaf.
Daarom lijkt het mij geweldig als de beroepsvoetballers, collega's, toekomstige ploeggenoten, wat meer van Elaha zouden hebben. Die vriendelijke blik. De oprechte interesse. Misschien zelfs een kort gesprek. Als ze iets meer van dit Afghaanse meisje van negentien jaar krijgen, komt er meer betekenis aan het schudden van de handen. Dan zouden voetballers geloofwaardig zijn als ze het soms agressieve gedrag van supporters verafschuwen. Iets meer oprechte aandacht voor elkaar. Het is hard nodig.
En mocht ook u ooit in een trein zitten, met wel hele vieze wc's. Misschien lijkt het op het eerste gezicht niet zo, maar ik wil het dolgraag aanhoren.