Van Nieff en zijn teamgenoten zijn alweer even in training sinds de coronacrisis de wereld platlegde. “We zijn de vijfde week ingegaan dat we met de hele ploeg trainen”, vertelt Van Nieff maandagavond. “Daarvoor kwamen we al in vijftallen op de club, dus we zijn al een tijdje in de weer met de bal. Net als fietsen verleer je voetballen ook niet. Ik zat er dan ook vrij snel weer lekker in. De lockdown in Hongarije is vergelijkbaar geweest met die in Nederland. Sinds maandag is het soepeler geworden in Hongarije. In Boedapest was de brandhaard en zijn ze iets voorzichtiger, maar er gaan inmiddels weer restaurants open en je mag buiten op het terras zitten.”
Het leven in Hongarije wordt net als in Nederland langzaamaan opgepakt. Waar in Nederland de voetbalcompetitie niet wordt afgemaakt, gaat deze week het Hongaarse voetbal wel weer van start. Komende zondagavond neemt Puskás Akadémia het in eigen huis op tegen koploper Ferencvaros. “We zijn een beetje wisselvallig, maar draaien een goed seizoen. We staan momenteel vierde met een achterstand van zes punten op de nummer drie. Voor het seizoen was de doelstelling top vijf. Nu gaan we voor de top drie, want die plek geeft recht op Europees voetbal.”
Om het niveau van de competitie te duiden trekt Van Nieff de vergelijking met de Eredivisie. De Groninger denkt dat de eerst vijf ploegen uit Hongarije het niveau hebben om mee te draaien in de Nederlandse competitie. “Ferencvaros heeft bijvoorbeeld groepsfase Europa League gespeeld. Dat zegt wel iets over het niveau van die club. Een groot verschil is dat in Nederland meer ploegen willen voetballen, terwijl we in Hongarije soms tegenstanders treffen die heel de wedstrijd voor hun eigen goal hangen. Puskás Akadémia bestaat pas sinds 2005 en staat bekend als opleidingsclub voor Hongaarse talenten. Op ons complex hangen allerlei foto’s en shirtjes van Ferenc Puskás aan de muur.”
Hongaarse parlement
Puskás Akadémia werkt haar wedstrijden af in Felcsút, dat op veertig minuten rijden van hoofdstad Boedapest ligt. “Het is een dorpje met 1650 inwoners. Ons stadion staat er, maar verder is het niet heel sprankelend. Ik kom er eigenlijk enkel om te voetballen, want zelf woon ik in Boedapest. Dat was even schakelen, want in Nederland was ik gewend om met de fiets of scooter naar de club te gaan. Ik was altijd in geen tien minuten op de club. Premier Orbán is fan van de club, maar daar merken wij als spelers weinig van. Ik weet dat hij weleens komt kijken, maar ik heb hem nog nooit ontmoet.”
Na zeven jaar Nederlands voetbal was Van Nieff toe aan een avontuur in het buitenland. “In Nederland zat ik voor mijn gevoel op een dood spoor. Ik vond dat ik snel geslachtofferd werd als ik eens slecht speelde. Ik wilde gaan ervaren hoe een buitenlandse competitie en cultuur zijn. Er waren meer clubs met interesse, maar ik kreeg het beste gevoel bij deze club. Het voetbal en leven in het algemeen bevallen me prima. Ik woon in het centrum van Boedapest, vlak bij het parlement. De mensen zijn vriendelijk en staan klaar om hulp te bieden. Op de club, maar ook de mensen in de stad. Ik heb me amper hoeven aanpassen, want veel verschilt de levenswijze niet met Nederland. Het enige is dat er minder structuur is in Hongarije. Zowel in het dagelijkse leven als op het veld.”
Van Nieff heeft ook de toerist uitgehangen in de hoofdstad. De trekpleisters kan hij inmiddels haast dromen. “Er komen regelmatig mensen langs en die laat ik dan uiteraard de stad zien. Zodoende heb ik alles van de stad al meerdere keren gezien. Normaalgesproken had de Giro d’Italia begin mei ook in Boedapest gestart. Hoewel ik over het algemeen niet veel met wielrennen heb, had ik zo’n evenement niet willen missen. Helaas kon het niet doorgaan. Ik heb een contract tot 2021 in Hongarije en het bevalt supergoed hier. Later zou ik nog in andere landen willen voetballen. Spanje trekt me onwijs aan, maar ik zie wel wat er op me afkomt en waai wat dat betreft met de winden mee.”
In het shirt van Heracles Almelo