Rinus Michels kijkt in 1965 met een afkeurende blik op Oranje. Leuk en aardig hoor, al die goede voetballers in een elftal, maar het nodige tactisch vernuft kan hij niet in de ploeg herkennen. “Wil je internationaal meedoen – en daar zijn we nog lang niet, we liggen nog een heel eind achter – dan moet de ploegtactiek ontwikkeld worden. Voetbal is geen basketbal. Een coach kan die tactiek bijbrengen, erin stampen, maar tijdens de wedstrijd moet het bij de spelers van binnenkomen, moeten ze er zelf gevoel voor hebben, omdat een coach aan de lijn machteloos is en geen time-out kan aanvragen om de jongens te instrueren. Krijgt een team dat gevoel voor tactiek, dan vormt het een eenheid, dan speelt het ook als eenheid”, zegt hij tegen de Gemeenschappelijke Pers Dienst (GDP).
In de jaren die volgden zou de discrepantie tussen de kwaliteit van het spelersmateriaal en de prestaties van Oranje verder worden vergroot. Kwalificatie voor het EK 1968? Kansloos derde in de groep, waar alleen de groepswinnaar naar Italië mocht afreizen. WK 1970 dan maar? Afgetroefd door Bulgarije en Polen. Driemaal is scheepsrecht met plaatsing voor het EK 1972? Nee: na een gelijkspel tegen Joegoslavië (1-1) en een nederlaag tegen Oost-Duitsland (1-0) is Oranje zo goed als kansloos voor kwalificatie.
Terwijl Nederland op clubniveau juist zo exceptioneel goed presteert. Het beste voetbal van de wereld wordt in de Eredivisie gespeeld. In 1970 wint Feyenoord als eerste Nederlandse club in de geschiedenis de Europa Cup 1. Ajax overtreft die prestatie door de beker in 1971, 1972 en 1973 achtereenvolgens te pakken. Johan Neeskens, Johan Cruyff, Willem van Hanegem en een hoop andere wereldtoppers: de spelerspool is om van te kwijlen. Maar met oranje shirt om het lichaam zijn ze vaak geen schim van zichzelf. “Geen enkel ander land heeft zo veel absolute topvoetballers in huis, maar zodra Oranje aan de aftrap verschijnt zijn er altijd problemen, ruzies, onbegrijpelijk samengestelde elftallen (ook dan al!) en meestal teleurstellende resultaten”, memoreert een artikel uit Trouw in 2004.
Ook in aanloop naar het WK 1974 gaat zeker niet alles perfect. Nederland begint voortvarend met zeven punten uit de eerste vier wedstrijden (een overwinning was twee punten waard). Daarna verloopt het moeizaam. Waar de eerste wedstrijd tegen Noorwegen nog met 9-0 gewonnen werd, ontsnapt Oranje in Oslo met een 1-2 zege na een late treffer van Barry Hulshof. In het beslissende, afsluitende treffen met België – de grote concurrent voor plaatsing – kwalificeert Nederland zich voor het WK door een 0-0 gelijkspel. Saillant detail, blijkt later: het doelpunt van de Belgische spits Jan Verheyen was eigenlijk geen buitenspel en zodoende onterecht afgekeurd. Oranje kruipt door het oog van de naald.
Nog weinig tekenen van een nooit eerder vertoonde voetbaltactiek die het Nederlandse voetbal tot in decennia zou beïnvloeden. Ook de oefenwedstrijden naar het toernooi toe brachten weinig hoop. “De hele Nederlandse opvatting over Totaalvoetbal en de Hollandse School slaat in wezen nergens op. Voordat we naar Duitsland vertrokken, speelden we een paar schandalig slechte wedstrijden. Die waren niet om aan te gluren. Toen had niemand het over Totaalvoetbal”, zegt Van Hanegem in zijn boek Buitenkant Links.
Het maakt de verbazing groot als in de een-na-laatste wedstrijd voor het WK plotseling alles op rolletjes loopt. “Pas in de voorlaatste oefenwedstrijd voor het WK, thuis tegen Argentinië, liep het ineens goed. Het was heel lekker weer, het balletje ging rond, plotseling viel alles samen en klopte de opstelling. Dus was het logisch om daarop voort te borduren”, aldus Van Hanegem. Nederland versloeg Argentinië met 4-1 door doelpunten van Neeskens, Rob Rensenbrink, Pleun Strik en Arie Haan. Van daaruit wordt het elftal beter en beter, met finaleplaatsen in 1974 en 1978 tot gevolg. De individuen worden een team.
“Het was wel goed zo”, blikt Verheyen jaren later terug op zijn onterecht afgekeurde treffer. “Anders had de wereld in Duitsland in 1974 nooit van het Nederlands elftal kunnen genieten.”

