“Het is 1-4. Één – vier! Nu moet Real er honderd maken!” – Sierd de Vos
In alle euforie slaan supporters nog wel eens de plank mis. ‘Mijn Stad’ van Danny de Munk is een mooi liedje, maar de zeker zo’n vijfduizend Ajacieden in Madrid die van haat in de straat reppen hebben daar de verkeerde avond voor uitgekozen. Ajax verspreidt in Bérnabeu het evangelie van de liefde. De passeerbeweging van David Neres. De pirouette van Tadic. De lichaamsschijnbeweging van Frenkie de Jong. Het afmaken van Hakim Ziyech. Zet het kwartet op een zebrapad op Abbey Road en geen mens heeft het nog over die jongens uit Liverpool. Ajax bereikt in de Spaanse hoofdstad het ultieme. Een grote, vreedzame schare supporters vermaakt zich op de grote Madrileense pleinen. Geen rottigheid, geen verwachtingen ook, na de 1-2 nederlaag in eigen huis. Zodra de Nederlandse delegatie in het uitvak, maar ook verspreid over de thuistribunes van het kolossale stadion is gaan zitten, begint een voorstelling.
Rood-witte voetbalshow
Uitgerekend Real Madrid is de tegenstander, de ploeg die groot werd onder de vleugels van het regime van Franco en daaraan de opvatting overhield dat alles te koop is. De ploeg die al jaren berekendheid en cynisme predikt. Waar Sergio Ramos ontbreekt door een bewuste schorsing. Dat is een truc die Real in 2010 ook al in Amsterdam flikte: er pakten vlak voor tijd twee Madrilenen expres rood. Zo misten ze de laatste, onbelangrijke, groepswedstrijd en begonnen ze in de knock-outfase met een schone lei. Ramos deed hetzelfde bij een 1-2 voorsprong: hij pakt expres geel en mist de return. Nou ja, op het veld dan: in zijn eigen skybox is Amazon hem aan het filmen voor een documentaire over de notoire schopper.
Op het veld loopt het alleen allemaal anders. Ajax overleeft de eerste aanvalsgolf van Madrid en komt in zijn eerste uitbraak aan een prachtig doelpunt van Ziyech. De balkunstenaar uit Dronten steekt hooguit een klein vlammetje aan. Het tot dan toe achterover leunende publiek gaat ietsje naar voren. Toch verwacht niemand wat er een kwartier later gebeurt: ineens steekt Neres het hele Bernabéu in de fik. De Braziliaan heeft Dani Carvajal dan al met een weergaloze actie op de achterlijn gereduceerd tot een hulpeloos hoopje mens. De Braziliaan heeft nu ook 0-2 gemaakt, na een adembenemende pirouette van Tadic. In het huis van Zidane nog wel. Kort na elkaar vallen dan ook nog vleugelaanvallers Lucas Vázquez en Vinicius Júnior geblesseerd uit. Op het schermpje waarvan iedere journalist is voorzien zijn hun tranen te zien. De ronduit giftige ontvangst voor invaller Gareth Bale voorspelt weinig goeds voor de thuisploeg. De supporters van Real, gewend aan het winnen van dit toernooi, zijn ronduit verontwaardigd met de ruststand van 0-2.
Fortes fortuna adiuvat. Het lot helpt de dapperen. Het oordeel in de rust luidt dat Ajax zich niet moet verschansen. Ze piekeren er niet eens over. De Ajax-show gaat onverminderd voort met een schitterende derde goal. De VAR-beelden lijken door een hogere macht hun bruikbaarheid te hebben verloren: na een veelvoud herhalingen is nog niet te zien of Mazraoui de bal echt binnenhield. De arbitrage kan niet anders dan de treffer goedkeuren, een rechtse hoek op de kin van de Spanjaarden. Waar de neutrale toeschouwer en misschien zelfs de meeste Ajax-supporters bij 0-2 nog vooral dankbaar waren dat de Amsterdammers er een wedstrijd van konden maken, is het besef nu dat een stunt volledig reëel is. Marco Asensio, weer hij, brengt Real nog 1-3, maar zelfs dat levert Real geen momentum op. Nee, als dit Real voor Koninklijk moet doorgaan, doen ze nog het meest denken aan Karel II, de behekste Spaanse koning die amper kon lopen. Binnen de kortste keren ligt ook de 1-4 in het mandje, een fenomenale vrije trap van Schöne. Sierd de Vos brult dat Real er nu ‘honderd moet maken’, waarmee hij de zaak treffend overdrijft: dit is klaar. Het zijn woorden die over vijftig jaar nog zullen weerklinken. Al op de tribune zijn de Nederlanders zich ervan bewust dat ze getuige zijn van iets historisch, terwijl de tijd wegtikt. Dan het laatste fluitsignaal.
Volledig ongeloof
De Madrilenen geven Ajax een open doekje, daarna begint de Spaanse inquisitie. Op weg naar de uitgang scandeert de meute de naam van José Mourinho. Een verslaggever van één van de tientallen sportkranten maakt een gebaar van keel doorsnijden en telt op zijn vingers Solari, Bale y Courtois als slachtoffers. Na afloop verschijnt Luka Modric als een van de weinige Madrilenen in de mixed zone, zijn houding vluchtig alsof hij niet ’s werelds beste voetballer is maar een schooljongen met een slecht rapport. In een hoekje van de enorme interviewzone staan Ajacieden, haast beduusd van hun eigen prestatie. Tadic legt uit waarom hij zo lastig te bespelen is als valse spits. “Tegenstanders hebben er moeite mee dat er zoveel beweging in mijn spel zit. Zo breng je ze altijd aan het twijfelen. We maken onze supporters trots, maar we willen meer”, waarschuwt de Serviër. Tegen wie, dat maakt niet uit, zo beweert Ziyech. “We zien wel”, spreekt de maker van de 0-1. Ach, wat hebben ze ook te vrezen?
Als ongeloof net zo milieuvervuilend was als kerosine, had de ozonlaag boven Madrid 5 maart 2019 niet overleefd. De barretjes rondom het stadion zijn gevuld met Nederlanders, velen kunnen amper een woord uitbrengen en houden het bij liedjes zingen. Het is een nacht die nooit op hoeft te houden, volgend op een avond met eeuwigheidswaarde, een avond waarop heel Europa Ajax weer in de armen sloot. De enigen die furieus moeten doorwerken zijn de redacteuren van het arsenaal aan sportdagbladen. De volgende ochtend rond 11:00 is in geen enkele kiosk in heel Madrid het dagblad MARCA nog te krijgen. Opvallend vaak zien we de krantjes onder de glazige gezichten van mensen die wel verdacht lang zijn om voor Spanjaard door te kunnen gaan. De lezers dragen ook vaak een beeltenis van een Griekse held op hun borst. De krant als souvenir aan een gedenkwaardige etappe in wat we, om in mythologische termen te blijven, een wonderschone odyssee mogen noemen.