Twee miljoen
Twitter is zo’n waanzinnig fijn medium. Na Manchester United – AZ op de donderdagavond, had ik nog een weekendje Londen gepland. Het hoofddoel: Griffin Park van het lijstje strepen voordat het alom bewierookte stadion van Brentford Football Club deze zomer tegen de vlakte gaat. Complicerende factor: de wedstrijd is de lokale derby tegen Fulham. Geen vrije verkoop, iedereen die wél aan kaarten kan komen, houdt ze zelf. Een ticket op de perstribune? Kan, als je maar even ondertekent dat je voor minimaal twee miljoen pond verzekerd bent. Dat is uw geliefde voetbalmedium niet, kan ik u verzekeren. En al was het dat, dan nog zou het niet verstandig zijn.
Nee, competitiewedstrijden in alle andere landen kun je als voetbalverslaggever probleemloos bezoeken, maar het eisenpakket in Engeland ligt een stukje hoger. Omdat ook het kopen van een ticket niet is gelukt, is het mijn plan om zaterdagochtend maar richting Kingsmeadow te gaan voor AFC Wimbledon. Ook een bijzondere club – in Londen hoef je op zaterdag echt niet zonder voetbal te zitten. Net als ik mijn ontbijt bijna op heb en Twitter open, verschijnt er een privéberichtje. Een meneer heeft mijn oproep gezien en heeft nog een ticket over.
Op hoop van zegen
Bij de echt grote clubs van Europa is het schering en inslag dat je dan wordt opgelicht. Maar op het tweede niveau van Engeland? Ik waag de overtocht – zo mag je het best noemen. Brentford speelt in West-Londen, mijn logeeradres is in het oosten van de stad: je bent een goed uur op pad. Hij wil me in een pub ontmoeten, een uur voor de wedstrijd. Niet in één van de vier beroemdste pubs in het Engelse voetbal: op alle vier de hoeken van Griffin Park zit een drankhol. Twee ervan zijn leuk, de andere twee dienen vooral om het klassieke plaatje te vervolledigen. De uitbaters zijn niet bang voor verlies van klandizie na de verhuizing. Brentford blijft op loopafstand voetballen en de pubs hebben hun naam gevestigd. Na heel cliché alle vier te pubs te hebben bezocht, wagen we het erop.
De Lord Nelson – over clichés gesproken, heet niet iedere tweede pub op het eiland zo? – is de kroeg waar mijn redder in nood zit te wachten met het ticket. En verdomd: er zit inderdaad iemand. Hij woonde hier vroeger, verhuisde naar het noorden en komt een paar keer per jaar met wat vrienden nog bij Brentford. Zoals de laatste derby tegen Fulham. Op het laatste moment had een vriend ziek verstek laten gaan, zodoende was er een ticket over. Dankjewel zeggen mág tegen Engelse mannen, maar dan toch bij voorkeur gevormd in de vraag wat diegene wil drinken.
Een stadion uit duizenden
Het antwoord verraadt waar we zijn. Dit is een artistieke kroeg, dus we drinken moeilijk bier waarvan de naam niet blijft hangen, maar de fijne smaak wel. Dan is het tijd voor het hoogtepunt: entree op Griffin Park. Teleurgesteld over deze ‘derby’? Mwah, niet echt. Dit is zelfs voor Londense begrippen welvarend terrein, deze supporters staan niet bekend als fanatiek. Als blijkt waar mijn stoel zich bevindt, is er van teleurstelling helemaal geen sprake meer. Ik zit op rij 1 van Griffin Park, letterlijk. Op deze winterse middag begint in de tweede helft het schemeren. Charles Dickens had zo’n scenario kunnen verzinnen.
Op het veld wint Brentford met 1-0. Dat is volledig irrelevant. Het stadion meurt op alle hoeken naar verjaard frituurvet, de toiletten zijn smerig en de wind komt door iedere kier van dit monument opzetten. Alles is hier nog zoals voetbal zou moeten zijn. Zeker nu het voetbal op zijn gat ligt, is dit een stadion waarvan ik me gelukkig prijs dat het op mijn veroveringslijst is bijgeschreven. AFC Wimbledon kan een andere keer ook nog wel. Áls het ooit nog kan, mensen: bezoek dan in vredesnaam dit heiligdom.

