Dinsdagavond verzekerde Internazionale zich in een enerverend tweeluik met FC Barcelona van een plek in de Champions League-finale. Uitblinker was Denzel Dumfries, die met twee doelpunten en drie assists een hoofdrol opeiste. De rechter wingback was daarmee direct betrokken bij vijf van de zeven Inter-goals. Met zijn vijf doelpunten en assists schaart Dumfries zich in een select gezelschap. Alleen Roberto Firmino (Liverpool, 2017/18) en Alessandro Del Piero (Juventus, 1997/98) presteerden ooit iets vergelijkbaars in de halve finales van de Champions League. Firmino was destijds eveneens bij vijf goals betrokken, Del Piero zelfs bij zes. Opvallend detail: geen van hen wist uiteindelijk de finale te winnen. Zowel Firmino als Del Piero verloor de eindstrijd, allebei van Real Madrid.
Ook Stefan de Vrij liet van zich horen: hoewel hij in het heenduel in Spanje buiten de basis viel, maakte hij in de verlenging van de return in Milaan nog ruim tien minuten zijn opwachting als invaller voor Dumfries. In de finale in München lijkt Dumfries verzekerd van een basisplek, terwijl De Vrij vermoedelijk op de bank begint. Het had een trio Nederlanders in de finale kunnen worden, maar Jurriën Timber en Arsenal slaagden er niet in om Paris Saint-Germain uit te schakelen.
Sinds 2018 is er elk jaar minstens één Nederlandse speler betrokken geweest bij de finale van de Champions League. Die reeks begon met Virgil van Dijk en Georginio Wijnaldum, die met Liverpool de ban doorbraken na vier opeenvolgende finales zonder Nederlandse inbreng. De laatste Nederlander vóór hen was Arjen Robben, die in 2013 Bayern München met een beslissend doelpunt naar de titel leidde. Vier jaar later stonden Van Dijk en Wijnaldum opnieuw in de eindstrijd, ditmaal tegenover het Tottenham Hotspur van Michel Vorm, dat in de halve finale Ajax uitschakelde.

In de finale van 2020 stonden er opnieuw twee Nederlanders in de finale, zij het zonder speeltijd. Joshua Zirkzee bleef bij Bayern München op de bank, net als Mitchel Bakker bij Paris Saint-Germain. Ook in 2021 bleef de Nederlandse inbreng beperkt tot de reservebank: zowel Hakim Ziyech (Chelsea) als Nathan Aké (Manchester City) kwam niet in actie. In 2022 keerde Van Dijk terug in de basis bij Liverpool, maar moest opnieuw buigen voor Real Madrid, net als vier jaar eerder.
Een jaar later was de Nederlandse vertegenwoordiging opnieuw stevig aanwezig. Manchester City stond in de finale tegenover Internazionale, met Nathan Aké in de basis en aan de overkant Denzel Dumfries als basisspeler en Stefan de Vrij op de bank. Vorig seizoen was het opnieuw Real Madrid dat de eindstrijd haalde, ditmaal tegen Borussia Dortmund. Omdat Rafael van der Vaart in 2010 de laatste Nederlander bij De Koninklijke was, kwam de Oranje-inbreng volledig van de Duitsers: Ian Maatsen startte in de basis, terwijl Donyell Malen als invaller binnen de lijnen kwam.
Ook met twee Nederlanders in de finale van dit jaar blijft het record uit 2006 overeind. Sinds de verloren eindstrijd van Ajax in 1996 is er namelijk nooit meer een Champions League-finale geweest met meer dan vier Nederlanders. Dat gebeurde wel toen FC Barcelona en Arsenal elkaar troffen in Parijs. Aan Catalaanse zijde stonden Giovanni van Bronckhorst en Mark van Bommel in de basis, terwijl Robin van Persie en Dennis Bergkamp bij Arsenal negentig minuten op de bank bleven. Toch bracht dat het totaal aantal Nederlanders in die finale op vier, een aantal dat sindsdien niet meer is geëvenaard.


