"Ze hebben een scout in België, Frans Masson, met wie ik vaak meega en aan wie ik namen doorgeef van spelers. Meer doe ik niet. Ze willen dat ik naar toernooien in het buitenland ga, maar daar heb ik geen zin meer in. Ik ben een paar keer geopereerd en ik kan niet zeggen dat ik lekker uit de strijd ben gekomen. Dat scouten voor Feyenoord vind ik heerlijk. Het is geen betaalde baan. Ze zeggen allemaal dat ik gek ben. Maar dat hoort niet, hè. Het is mijn club. Moet ik dan geld vragen voor een telefoontje? Ik ben gewoon een van die vijftigduizend", verhaalt Boskamp in de Voetbal International.
De laatste weken bezoekt hij ook weer veel trainingen van Feyenoord. "Ik ben veel op Varkenoord, want je moet natuurlijk wel weten wat er rondloopt bij je eigen club. Samen met Wimpie Jansen, dat is mijn maat. We zijn samen opgegroeid, ik in de Woelwijkstraat, hij drie straten verderop in de Eerste Bloklandstraat, waar Coentje Moulijn ook woonde. Samen gingen we met de bus naar Feyenoord. 's Morgens vroeg op het Noordplein gebakken mosselen eten en dan naar Feyenoord om te trainen."
Sinds mensenheugnis support Boskamp de Rotterdammers. "Ik heb nooit iets anders gekend. Mijn vader was suppoost in De Kuip. Ik mocht mee toen ik een jaar of vier was. Ging ik in een hoekkie zitten, waar nog een plaatsje vrij was. Kroketten kanen en als ze dan verloren, kwam het eruit. Dan moest ik spugen van de ellende. Dat is nooit weggegaan. Elk jaar moet ik minimaal drie of vier keer naar die Kuip. Vraag me niet waarom, het moet gewoon."

