Beide ploegen begonnen in Estadio Santiago Bernabéu met één Nederlander in de basis. Arjen Robben moest bij Real voor het gevaar vanaf de rechtervleugel zorgen, terwijl Dirk Kuijt spits Fernando Torres moest ondersteunen. Robben was het gevaarlijkst in de beginfase. Met een splijtende pass zette hij Raúl vrij, maar die schoot zwak in met zijn rechterbeen.
Halverwege de eerste helft kreeg Torres - constant uitgejouwd vanwege zijn verleden bij Atlético Madrid - de grootste kans namens de bezoekers, maar Iker Casillas was op zijn hoede en maakte er een corner van. Robben bleef de gevaarlijkste speler van de Spanjaarden, maar kon doelman Pepe Reina niet echt verontrusten. De spitsen Raúl en Gonzalo Higuain kwamen niet in het stuk voor.
Dat deed hij pas na zeventig minuten, toen Reina een vliegend schot van de vanaf rechts naar binnen getrokken Nederlander tot corner verwerkte. Het was een van de weinige hoogtepunten in een tweede helft die opnieuw kwaliteitsarm was. Ryan Babel mocht nog invallen bij Liverpool, maar stichtte geen gevaar. Dat deed Fabio Aurelio over. Zijn indraaiende vrije trap deed Casillas twijfelen, terwijl de Real-verdedigers niet ingrepen. Benayoun profiteerde en kopte raak, wat Liverpool een uitstekende uitgangspositie bezorgde.
Wesley Sneijder en Rafael van der Vaart zagen vanaf de bank lijdzaam toe dat Real niet meer bij machte was om gelijk te maken. Bij Liverpool kreeg Kuijt nog een publiekswissel. Hij werd vervangen door Steven Gerrard, die daarmee zijn rentree maakte.
