Sergio Padt, je hebt met RKSV Pancratius en SV Hoofddorp voor twee amateurclubs gespeeld. Met welke heb je een betere band?
“Pancratius. Mijn periode bij SV Hoofddorp was meer een overbruggingsfase. Ik werd gevraagd om stage te lopen bij Ajax en de club was enthousiast, maar wilde mij nog niet direct in de jeugdopleiding opnemen. Het adviseerde mij een jaartje bij SV Hoofddorp te spelen. Ik was 13 en geloofde alles wat Ajax zei, dus weg was ik. Maar met Pancratius is mijn band sterker. Ik ben er begonnen en heb er acht jaar doorgemaakt. Nog steeds kom ik er af en toe. Veel te weinig, dat wel.”
Waarom is die band sterk?
“Ik spendeerde er mijn weekenden. Van zaterdagochtend tot zondagavond was ik op de club. Lekker voetballen. Op zaterdag speelde ik zelf en bleef ik daarna hangen. Op zondag werd ik vaak om acht uur opgebeld. ‘Sergio, we missen nog een speler? Kan je eventueel komen?’ Dan sprong ik uit mijn bed en kwam ik die kant op. Vervolgens bleef ik bij het eerste kijken en ging ik zelf nog een beetje voetballen. Ik zat vol energie.”
Waarom wilde je op die leeftijd al zo vaak op de club zijn?
“Ik mocht er alles. Ik vond het bijvoorbeeld leuk hoe de keeper van het eerste mij op sleeptouw nam. Met uitwedstrijden mocht ik met hem meerijden. Dan keek ik achter het doel wat hij deed en haalde de ballen die in de bosjes verdwenen. Ik had bewondering voor hem en hij waardeerde dat. Ik was een jongen van 12 die net kwam kijken en wilde naar zijn niveau toe: het eerste van Pancratius. Uiteindelijk heeft het iets anders uitgepakt, haha.”
Hoe heeft dat contact zich ontwikkeld?
“Hij volgt mij op de voet. Als we elkaar tegenkomen, maken we een praatje. Of we lopen samen naar het eerste restaurantje en pakken een bakje koffie. Mijn moeder komt hem vaker tegen dan ik. ‘Je hebt de groetjes van Collin’, zegt ze dan.”
Het grappige is dat je aanvankelijk helemaal geen keeper wilde worden. Hoe zit dat?
“In de E’tjes werk je na een wedstrijd nog een penaltyreeks af. Ik wilde dan altijd de doelman zijn, maar had geen zin om tijdens de wedstrijd te keepen. ‘Zo werkt het niet’, zeiden ze dan. Ik moest minimaal één helft keepen. Moest, zo voelde dat, want ik vond het niet leuk. Na dat jaar kreeg ik een telefoontje. Ik kon in de D7 gaan keepen. Dat klinkt niet zo hoog, maar was in praktijk een elftal voor spelers uit de E’tjes die al op een groot veld speelde. Het was het allerhoogste elftal voor mijn leeftijdscategorie, in een competitie tegen andere grote teams.
Het alternatief was voetballen in de E4. Zonder twijfel koos ik daarvoor. Ik wilde voetballen; keepen kon mij gestolen worden. Ik ben na het telefoontje op een pleintje gaan voetballen en heb het later met mijn ouders besproken. Die vonden het een rare keuze. Een beetje beïnvloed door hen heb ik toen teruggebeld. Huilend zei ik tegen de coördinator dat ik toch wilde gaan keepen. Meteen heeft die mij omhoog geplaatst.”
Achteraf heeft die keuze niet slecht uitgepakt, toch?
“Ik denk niet dat ik als veldspeler zo ver gekomen was, nee. Maar ik vond het toen wel lastig. Ik kon als keeper mijn ei niet kwijt. In dat jaar in de D7 keek ik de vogels uit de lucht. Badhoevedorp ligt dicht bij Schiphol. Bij elk vliegveld dat door de lucht vloog, keek ik op. Hé, vliegtuig. Gelukkig hebben ze een mooie constructie voor mij kunnen bedenken, waarbij ik op zondag als veldspeler inviel bij andere teams. Die moment gebruikte ik om mijn voetballende kwaliteiten omhoog te halen. Dat kon ik gebruiken, want daarna ging ik naar Ajax.”
Wanneer is het omslagpunt gekomen wat betreft jouw interesse in het keepen?
“Dat gebeurde in de D1, mijn elftal na de D7. Toen werd de Topklasse opgericht, een competitie met zes prof- en zes amateurteams. Wij hadden als klein clubje kans om daarin te komen, maar moesten daarvoor op een kwalificatietoernooi van grote amateurclubs winnen. Ik hield de ene na de andere bal tegen en mede daardoor wonnen we dat toernooi. Een enorme prestatie voor de club. Na de zomer bleek dat we er helemaal niks te zoeken hadden. De eerste wedstrijd verloren we met 15-0 van Ajax. Wonder boven wonder ben ik in die wedstrijd gescout.”
Waarom was dat het omslagpunt?
“Het werd veel serieuzer. Ik kreeg twee keer per week keeperstraining en vond brieven op de mat. Van Haarlem, AZ, Volendam… En later Ajax. Toen heb ik een lastige keuze moeten maken, omdat Ajax wilde dat ik eerst één jaar bij Hoofddorp ging keepen. Ajax was mijn droomclub, dus ik heb dat gedaan. Vanaf toen heb ik alles opgegeven voor het profvoetbal.”
Hoe is het contact met RKSV Pancratius nu?
“Ik kom heel weinig in de regio van Amsterdam, omdat ik in Groningen werk en hier mijn gezin heb. Als ik terug ben, is mijn amateurclub niet het eerste waaraan ik denk. Eén keer per jaar probeer ik langs te komen. Als er een toernooi is, bijvoorbeeld. Laatst heb ik de club nog een shirt gegeven. Als het goed is, wordt die snel opgehangen in de kantine.”
De amateurclub van… Sergio Padt:
Naam: RKSV Pancratius
Locatie: Badhoevedorp
Hoeveel jaar bij de club: acht jaar
Favoriete jeugdtrainer: Kees Keizer (‘hij was ontzettend streng, maar haalde het maximale in mij naar boven’)
Favoriete ploeggenoten: Justin Ruiter en Gino Heerings (‘we bleven altijd hangen op de club.’)
Favoriete overige medewerker: keeperstrainer Kocky (‘dat is zijn bijnaam, verzin maar hoe je het schrijft. Via mijn moeder doet hij ook nog vaak de groeten aan mij’)
De club in één zin: “Het is een hele transparante, open, gezellige club.”