Rommelige voorbereiding
De voorbereiding op het wereldkampioenschap verliep erg rommelig voor Bert van Marwijk en zijn staf. Zijn sterspelers hadden namelijk erg veel succes met hun club en daardoor ging het seizoen voor hun extra lang door. Wesley Sneijder, Arjen Robben, Edson Braafheid en Mark van Bommel speelden bijvoorbeeld in de Champions League-finale en sloten daarom later aan bij het Nederlands Elftal. Eenmaal aangesloten deden ze mee in de oefenwedstrijden tegen Mexico, Ghana en en Hongarije. In dat laatste duel kreeg Van Marwijk slecht nieuws te verwerken. Robben raakte bij het geven van een hakje zwaar geblesseerd. Hij leek het WK te moeten missen en Oranje reisde zonder hem af naar Zuid-Afrika. Door behandelingen van Dick van Toorn kon hij uiteindelijk toch meedoen, maar de eerste wedstrijden moest hij nog aan zich voorbij laten gaan.
Revival tegen topfavoriet
Zonder één van de sterspelers begon het Nederlands Elftal vrij kleurloos aan het eindtoernooi. De ploeg werd overtuigend eerste in de groepsfase, want Denemarken, Japan en Kameroen werd allen verslagen. Maar het spel was niet goed en daarom was er veel kritiek. Dat veranderde niet na de achtste finale. Natuurlijk hadden de mannen van Van Marwijk Slowakije relatief makkelijk verslagen, maar het was verre van een galavoorstelling. De verwachtingen voor de kwartfinale tegen topfavoriet Brazilië waren daarom niet al te hoog. Helemaal na de matige eerste helft, waarin Oranje bij vlagen werd weggespeeld en het een klein wonder was dat het slechts 0-1 stond. Na de pauze herpakte Nederland zich niet in alleen in de wedstrijd, maar ook in het toernooi. Nadat Julio Cesar onder de vrije trap van Sneijder was doorgegaan en het gelijk stond, ging de ploeg door en werd er door een kopbal van -notabene- Wesley Sneijder gewonnen.
Van Bronckhorst neemt het voortouw
De ontlading na de zege op Brazilië was groot. Het Nederlands Elftal had karakter getoond en de wereld verbaasd met een fabuleuze tweede helft. De sfeer in ons land was ook veranderd. Eerst was men vooral negatief en cynisch, maar nu liep vrijwel iedereen mee in de Oranje-polonaise. De pleinen stonden dan ook voor de halve finale tegen Uruguay. De tegenstander was een keiharde ploeg, die met Diego Forlan, Edinson Cavani en Luis Suarez een geweldige aanval had. Laatstgenoemde was echter geschorst. Ondanks het gemis van de toenmalig Ajacied had Oranje het lastig tegen de Zuid-Amerikanen. Het was aan fantastisch afstandschot van Giovanni van Bronckhorst te danken dat Nederland toch op voorsprong kwam. Maar na de treffer van de aanvoerder maakte Forlan nog voor de pauze gelijk. In de tweede helft nam Sneijder de ploeg bij de hand en door zijn treffer en een kopbal van Robben, werd de finale bereikt.
Net geen wereldtitel
Na halve finale vierden de spelers feest met de supporters en werd er gezongen 'we gaan zonder beker niet naar huis', met een papieren trofee in de handen. De prijs moest gewonnen worden tegen Spanje, de Europees kampioen van twee jaar daarvoor. De Spanjaarden waren na de Europese titel in Oostenrijk en Zwitserland alleen maar beter geworden, met sterren van FC Barcelona en Real Madrid als kern. Sneijder gaf in zijn biografie aan dat er voor de finale angst heerste voor de tiki-taka kampioen. Dat was terug te zien in het veld. Spanje bepaalde het tempo van de wedstrijd, zonder tot echt grote kansen te komen. Dat deed het Nederlands elftal wel in een keiharde wedstrijd. Sneijder zette met een geweldige pass Robben alleen voor de keeper, maar Iker Casillas kon met zijn teen nog net redding brengen. In de slotfase van de verlenging zorgde Andres Iniesta ervoor dat Spanje wereldkampioen werd en Oranje, na de verloren finales van 74 en 78, weer tweede.