Een Derbystar rolt in volle snelheid over de tegels richting de tribune van VV Eldenia in Arnhem. Bij de ingang van de amateurclub doemt de dader met een flinke glimlach op: Ali Ibrahim. Uitgerust in het tenue van zijn eigen voetbalschool, de Ali Ibrahim voetbalacademie. “Sinds dit seizoen train ik hier op zondagochtend kinderen tussen acht en vijftien jaar. In het begin was de groep groot. Nu is het aantal helaas iets kleiner. Kun je niet een oproepje plaatsen?”, lacht hij.
Ook 23 jaar na zijn transfer naar De Graafschap is de voormalige spits vrolijk, behulpzaam en volgt de ene anekdote de andere in snel tempo op. Af en toe zoekt hij naar de juiste Nederlandse woorden. “Jullie taal is heel lastig. Met mijn vrouw spreek ik Engels. Met mijn kinderen Nederlands.” Tijdens een avond stappen op de Arnhemse Korenmarkt leerde hij Albertine Venema kennen. De twee trouwden en kregen twee zoons. Marley (18) speelde in de jeugdopleiding van Vitesse en komt nu uit voor SML in Arnhem. Zijn vader is zijn trainer. “Marley hoopt terug te keren in het profvoetbal. Er is belangstelling van Go Ahead Eagles, De Graafschap en De Treffers. Hij heeft inzicht, maar hij moet hard werken. Hij volgt de opleiding Business & Sport op Papendal.”
Zijn jongste zoon Sharif (13) voetbalt in de Onder 15 van Eldenia. “Een fijne middenvelder. Hij kan goed leren, zit op het Gymnasium. Ook mijn oudste zoon Rahman woont bij ons. Hij is nu 27 jaar en beveiliger. Zijn moeder is vorig jaar overleden. Na De Graafschap heb ik onder meer in Turkije en Venezuela gevoetbald. Toen heeft Rahman vier jaar bij mijn ouders en tante gewoond in Accra. Voetbal? Nee, dat vindt hij niet leuk.”
Ibrahim bleef in Arnhem hangen. “Of ik hier blijf, weet ik niet. Ik wil sowieso straks naar Ghana om trainer te worden. Hier in Nederland krijg ik die kans niet. In Ghana zijn contacten noodzakelijk om binnen te komen. Een netwerk. Ik ken de huidige voorzitter van de voetbalbond van Ghana goed. Dat is een enorm voordeel.” De afgelopen jaren trainde Ibrahim jeugdteams. “Eerst bij Eldenia, nu SML. Als trainer wijs ik je de weg, maar ik leer jou niets. Ik vind het belangrijk dat spelers hun hersenen gebruiken. Zelf situaties herkennen. Fouten durven maken. Ik ben iemand die motiveert, die stimuleert in plaats van een trainer die voortdurend commentaar heeft.”
Gebroken nekwervels
In de bestuurskamer van Eldenia schuift hij het kopje koffie en de cupcake, die door hoofd opleidingen en tevens diens rechterhand Gerrit Goossens wordt aangeboden, opzij. “Ramadan. Ik houd me aan de regels. Ik respecteer ieders geloof. In Nederland besteden jullie weinig aandacht meer aan religie, hè. Weet je. Tijdens mijn profcarrière mediteerde ik om twaalf uur ’s nachts. Elke dag. Richtte ik me tot God. Ook toen ik tegen NAC twee nekwervels brak, had ik veel houvast aan mijn geloof. Gelukkig ben ik volledig hersteld, maar ik lag er maanden uit. Het leidde mijn vertrek bij De Graafschap in. Ik zou bang zijn geworden. Als je dat hoort, gaat dat in je hersenen zitten. Het was ook tijd om verder te gaan met mijn voetbalreis.”
Als twintigjarige was Ibrahim naar Europa gevlogen om zijn droom waar te maken. “Ken je Abédi Pelé? Hij komt uit dezelfde wijk in Accra. We voetbalden samen op straat. Trapten we met blote voeten tegen een geïmproviseerde bal. Meestal een sinaasappel. Als die ingedeukt waren, haalden we daar het vocht uit. Met de restjes gingen we hooghouden. Daar leerde ik mijn techniek. Toen Abédi naar Frankrijk vertrok, was dat het bewijs dat profvoetballer worden mogelijk was. Op mijn achttiende speelde ik al een seizoen in Gabon. Daar was alles beter geregeld. Ik keerde terug naar Ghana en ondervond al snel de reden waarom ik hier niet meer wilde voetballen. Europa was mijn doel. Ik heb mijn spaargeld bij elkaar gelegd, mijn auto verkocht en van dat bedrag een vliegticket naar Düsseldorf gekocht.”
Na aankomst nam Ibrahim de trein naar Cuxhaven, in het topje van Duitsland aan de Noordzee. “Ik droeg een shirtje. Meer bovenkleding had ik niet meegenomen. Het hagelde, het was koud. Ik moest me daar melden in het asielzoekerscentrum. Ik sliep daar twee nachten. Terwijl ik vanaf het onderste matras van het stapelbed omhoogkeek, wist ik het zeker: ik wil weg hier. Ik belde Anthony Baffoe van Fortuna Düsseldorf, die ik kende uit de Ghanese competitie. Ik moest naar Keulen komen. Opnieuw de trein gepakt. Zes uur later kwam hij me ophalen en kon ik bij hem logeren. Zijn vader was diplomaat in Bonn.”
Twee dagen later vernam Ibrahim dat Wattenscheid 09, toen uitkomend in de Eerste Bundesliga, een spits zocht. “Er werd een massale proeftraining georganiseerd. Dat ging erg goed. De voorzitter wilde me direct hebben, riep hij vanachter het hek. De trainer hield dat tegen. Ik moest eerst nog twee keer trainen en een oefenwedstrijd spelen. Daarin scoorde ik met een omhaal. Na afloop tekende ik alsnog mijn contract.” Ibrahim groeide al snel uit tot publiekslieveling, scoorde een belangrijk doelpunt tegen Bayern München en verdiende een transfer naar Zwitserland.
Bij Grasshoppers debuteerde hij niet alleen in de Champions League. Hij verwierf ook een plekje in de Black Stars, de nationale ploeg van Ghana. “Bij Grasshoppers speelde ik samen met Eric Viscaal. Hij vertrok na dat seizoen naar De Graafschap. Hij belde me: Ali, we zoeken nog een spits. Hij had vernomen dat ik weg mocht. Eerst kwam mijn zaakwaarnemer met een Portugese club, maar ik kende daar niemand. Ook Feyenoord informeerde. Een van mijn zeven broers woont in Amsterdam. Dat was lekker dichtbij, maar het werd niet concreet. De Graafschap ondernam veel moeite. De voorzitter kwam voor het eerste gesprek speciaal naar Zürich.”
Zijn twee seizoenen op De Vijverberg beschrijft hij als fantastisch. “In het begin vroeg ik me af waar ik was beland, maar Doetinchem bleek de beste plek om te voetballen. We eindigden als achtste, hadden een topteam. En natuurlijk met Fritz Korbach een superman als trainer. Ik sprak Duits met hem. Die man kon ons echt motiveren... What you give is what you get.”
De hakbal
Op 22 september 1996 wachtte de uitbeurt bij Ajax, dat drie maanden eerder de finale van de Champions League verloor. Het duel eindigt in 1-1. Niet de goals van Jari Litmanen en Eric Redeker zorgen na afloop voor gespreksstof. Wel de briljante hakbal van Ibrahim. Doelman Edwin van der Sar ziet dat zijn uitworp richting Nordin Wooter door de slidingmakende Olaf Lindenbergh wordt onderschept. Viscaal wordt daarmee weggestuurd. Hij passeert Van der Sar en ziet zijn inzet van de doellijn worden getrapt door Frank de Boer. Dan volgt de ingeving van Ibrahim. “De bal kwam met een boog over me heen. Ik dacht direct aan René Higuita, de doelman van Colombia die met een sprong een bal met zijn hakken wegtrapte op Wembley. Het was de enige mogelijkheid om een schotpoging te wagen. Ik leerde de actie van een speler in Ghana. Die deed dat vaak op de training.” Met de rug naar de bal toe werkte hij het leder in een voorwaartse duik met zijn rechterhak op de lat. “Het was puur geluk.”
We vragen hem de actie nog eens te doen. “Dat gaat niet meer.” De herkenbare lach volgt. “Ik heb teveel last van mijn rug. Ik verbaas me erover dat iedereen me nog steeds aanspreekt over die hakbal. Een week eerder maakte ik thuis tegen PSV een mooi doelpunt uit de draai. Daar ben ik veel trotser op. Maar als ik een fan spreek, kunnen ze die goal niet meer herinneren. We versloegen PSV die zondag met 2-1.”
Na zijn vertrek uit de Achterhoek kwam hij via het Belgische Harelbeke (‘dat was niks’) terecht bij Gaziantepspor in Turkije. “Het voetbal is daar heel anders. Uit het niets kreeg ik weleens een klap op mijn achterhoofd. Ik herinner me dat we voor een wedstrijd overnachtten in een hotel. Plotseling sloeg de schrik me om het hart. Allemaal schoten op het balkon naast me. Ik dook weg. Toen de rust wederkeerde, rende ik de gang op. Daar opende een ploeggenoot, die naast me lag, tegelijk de deur. Hoorde je dat, vroeg ik direct. Hij antwoordde droog dat hij zijn pistool leeg had geschoten. Zijn manier om de spanning kwijt te raken. Veel spelers liepen daar met wapens rond.”
Zijn laatste buitenlandse club was Caracas FC in Venezuela. “Een van mijn broers voetbalde daar. Een fabrikant van farmaceutische producten was voorzitter. Hij deed veel zaken in Zwitserland. Daar ontmoette ik hem. ‘Kom naar Venezuela toe’. Ik zat er net twee maanden toen in het hotel tegenover me een bom ontplofte. De onlusten rond toenmalig president Hugo Chávez namen steeds heftigere vormen aan. Een paar weken later ben ik vertrokken. Of ik nog iemand inseinde? Nee.” Hij landde op Schiphol, bouwde af bij twee amateurclubs en sloeg nieuwe paden in. “Ik heb nu ook een eigen vertaalbedrijfje. Ik verzorg tolkdiensten in zes Ghanese talen. Vooral voor de IND. Het loopt goed. Maar mijn hart ligt in het voetbal. Ik heb de opleiding Trainer-Coach III en II afgerond. Als trainer wil ik me graag bewijzen. Ik ben ambitieus.” Opnieuw verschijnt de herkenbare lach. “Het zou mooi zijn als het voetbalpubliek zich straks Ali Ibrahim ook herinnert als trainer.”
Het artikel met Ali Ibrahim is te lezen in de Cultspecial van ELF Voetbal, die in juni 2019 is verschenen. Het nummer is nog steeds online verkrijgbaar via deze link. In de Cultspecial ook interviews met Tijani Babangida, Abe van den Ban, Marko Pantelic, Pa-Modou Kah, Didier Martel, Peter van Vossen en vele anderen.