"Het is een dramatische gebeurtenis als je zo'n jonge jongen in elkaar ziet storten", vertelt de specialist, die in 2004 promoveerde op cardiological aspects of endurance athletes. Iemand die meer weet over sporten en je hart is er in Nederland (bijna) niet te vinden. "Bij jonge mensen gaat het in negentig procent van dat soort incidenten om hartritmestoornissen. Dat kan op twee plekken in je hart gebeuren: in de boezem en in de kamer. Treft de ritmestoornis de boezem, dan is het relatief onschuldig. Niet levensbedreigend. Maar is de hartritmestoornis in de kamer, dan is er een acuut pompfalen. Het hart gaat wel tekeer, maar de pompfunctie werkt niet meer. Dan val je neer en moet je zo snel mogelijk gereanimeerd worden."
Als er een dergelijke situatie optreedt, dan zijn de eerste minuten van levensbelang. Letterlijk. "Iemand bij wie een stoornis in de kamer optreedt, moet binnen zes minuten gereanimeerd worden. Dan is de overlevingskans aanzienlijk, zonder dat er blijvende schade optreedt. Maar elke minuut telt. Herkennen is meteen beginnen met reanimeren. Hoe langer het duurt, hoe kleiner de kans dat je het overleeft."
Overerving
Je hoort helaas vaker dat er sporters, voetballers, tijdens wedstrijden of trainingen worden overvallen door een hartritmestoornis. Dit jaar Cheick Tioté nog. Dat roept de vraag op: is sporten schadelijk voor het lichaam? "Nee. Sporten is voor bijna iedereen zelfs erg gezond. Maar voor een kleine minderheid die onderliggende hartziekten heeft, kan inspanning gevaarlijk zijn."
Het lastige is dat lang niet alle hartafwijkingen bekend zijn of makkelijk ontdekt worden. Ook in het geval van Nouri was er nog geen afwijking bekend. Hoogsteen: "Ondanks dat spelers talloze scans en tests krijgen, zijn niet alle afwijkingen daarop te zien. Jongeren die hiermee te maken krijgen, hebben het vaak via overerving gekregen. Het is dan nooit eerder aan het licht gekomen. Maar een flinke inspanning kan een trigger zijn dat het wél tot uiting komt, terwijl het daarvoor altijd onder de oppervlakte is gebleven. Tijdens zo'n inspanning kan het zich opeens voordoen." Vaak wordt de eerste diagnose van bijvoorbeeld HCM pas gedaan nadat men er voor de eerste keer mee te maken krijgt.
Jan Hoogsteen in een item over de gevaren van duurloop.
Is er dan geen oplossing? Een DNA-test zou uitkomst kunnen bieden. Daarop zijn dergelijke afwijkingen eerder en beter te herkennen. Voor de sporters zit daar echter ook een nadeel aan vast. "Als blijkt dat ze inderdaad een hartafwijking hebben, dan zullen maar weinig clubs zo'n speler nog willen hebben. Voor de sporters kan er dus een financieel nadeel aan zitten als het hartprobleem uitkomt. Het kan in sommige gevallen dus een lastige kwestie zijn. Aan de andere kant kun je het als topsporter soms ook niet maken om wél door te gaan, terwijl je weet dat je de hartafwijking hebt. Denk aan autocoureurs met een hartafwijking. Als hun hart het in de auto begeeft, zijn ze niet alleen een gevaar voor zichzelf, maar ook voor anderen."
Defibrillator
Er zijn gevallen bekend van sporters die ondanks een hartritmestoornis toch doorgaan, bijvoorbeeld met een automatische defibrillator (ICD). Een kastje dat een elektrische schok afgeeft zodra er een hartritmestoornis optreedt. Evander Sno is een bekend voorbeeld in de voetballerij. "Als het ziektebeeld van de desbetreffende persoon niet te genezen blijkt, is er medisch gezien maar één juist advies: stoppen", legt Hoogsteen uit. "Door de inspanning treedt er bijvoorbeeld een hartritmestoornis op bij iemand met een ICD. Hij of zij stort ter aarde, krijgt een klap van het kastje en staat weer op. Dat is niet een gezonde situatie. En wat mij betreft staat de gezondheid van een sporter altijd voorop. Boven het economische belang."
De trieste situatie rondom Nouri is maar weer eens de bevestiging dat je niet alles kun controleren. Hoewel daar wel alles aan gedaan wordt. Om de kennis vanuit de cardiologie met de (sport)wereld te delen, werken de (sport)artsen nauw samen met het NOC*NSF. "We proberen de kennis te delen. Sowieso is er in de sportwereld al heel veel kennis over hoe om te gaan met dergelijke trieste en zware malleurs. Clubartsen weten wat ze moeten en kunnen doen. Niet in alle gevallen is dat echter toereikend genoeg om iemand ook daadwerkelijk goed bij te krijgen."
Niet alleen door het delen van kennis hoopt Hoogsteen de cardiologische kennis bij sporters te verbeteren. Ook wordt er nog altijd veel onderzoek naar het hart gedaan. "25 jaar geleden wisten we nog niet eens dat zulke ziektes bestonden. De medische ontwikkeling is wat dat betreft heel hard vooruit gegaan. De techniek idem dito. Maar we kunnen nog steeds meer kennis en informatie uit de literatuur halen. Daarmee nemen de medische mogelijkheden toe. Hopelijk weten we over tien jaar weer veel meer over de behandelmogelijkheden van dergelijke hartritmestoornissen. Ook hoe ze te herkennen en zo in de toekomst zo goed mogelijk te voorkomen."

